Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bo·nus·pla·fond
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bonusplafond bonusplafonds
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het bonusplafondo

  1. (economie) hoogste bonus die mag worden uitgekeerd (aan bankiers)
     Mark Rutte, die nu van het bonusplafond af wil, was in 2015 nog voorstander van dat plafond en wilde van afschaffing niets weten. "Dan zeg ik, toedeledoki."[1]
     De verhoging van het vaste salaris is ter compensatie van het bonusplafond dat minister Dijsselbloem van Financiën volgend jaar wil instellen. Dat houdt in dat de hoogte van de bonus wordt beperkt. Banken mogen dan hun werknemers een bonus geven van maximaal eenvijfde van het vaste inkomen.[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Lokken hogere bonussen bankiers uit Londen naar Amsterdam?” (Dinsdag 27 juni 2017, 17:42), NOS
  2.   Weblink bron “Hoger vast loon bankiers ABN Amro” (Woensdag 18 juni 2014, 10:28), NOS