• bon·ten
  • Afgeleid van bont met het achtervoegsel -en
stellend
onverbogen (alleen
attributief)
verbogen bonten

bonten

  1. van bont gemaakt
    • Haar prachtige bonten muts werd met verf bespoten. 
57 % van de Nederlanders;
59 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be