• bonds·mi·nis·ter
enkelvoud meervoud
naamwoord bondsminister bondsministers
verkleinwoord

de bondsministerm

  1. (politiek) hoofd van een ministerie van een bondsrepubliek
     Bondsminister De Maizière van Binnenlandse Zaken benadrukte op een persconferentie dat het nog niet vaststaat dat er een verband met internationaal moslimterrorisme is. Hij beklemtoonde dat de man in de war was en al een tijdje werd behandeld door een psychiater.[1]
  1.   Weblink bron “Dader Ansbach was IS-aanhanger” (Maandag 25 juli 2016, 16:10), NOS