Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bonds·blad
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bondsblad bondsbladen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het bondsblado

  1. tijdschrift van en voor vakbondsleden
    • Vakbond FNV Spoor pleit juist voor een fusie van NS en ProRail. 'Eén regisseur die de prioriteiten bepaalt, zal de belangen voor het reizigers- en het goederenvervoer ten goede komen. Nu bepalen de monopolisten NS en ProRail om beurten de gang van zaken', schrijft FNV-bestuurder Jacqueline Lohle in het bondsblad. Ze vreest dat NS wordt gedwongen tot een niet te winnen concurrentiestrijd met de Deutsche Bahn en de Franse spoormaatschappij SNCF. [1] 
  2. blad van een ander soort bond
    • Elke stem telt. Zo denken ook CDA, ChristenUnie en SGP. In diverse kranten en bladen plaatsen de partijen momenteel grote en minder grote advertenties. Een van die bladen is De Waarheidsvriend, een wekelijkse uitgave van de Gereformeerde Bond in de Protestantse Kerk. De SGP adverteerde in deze campagne drie keer in het bondsblad, het CDA tweemaal en in het laatste nummer was ook de ChristenUnie present. [2] 

Gangbaarheid

85 % van de Nederlanders;
84 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen