• boe·ren·pa·té
enkelvoud meervoud
naamwoord boerenpaté boerenpatés
verkleinwoord

de boerenpatém

  1. (voeding) (kookkunst) huisgemaakte smeersel van vlees
     De partner heeft Franse boerenpaté die huisgemaakt zou zijn. Huisgemaakt? We worden er soms een beetje kregel van. Zijn er nog zaken die het niet thuis maken ?[1]
     We beginnen dan ook met de boerenpaté met toast (alles komt met eigen brood), mooi grof, al smaakt hij een beetje naar de fabriek (€7,50).[2]
  1.   Weblink bron
    Dirk de Moor
    “Bloedworst bij Vink” (10-01-2017), Tubantia
  2.   Weblink bron “Witteveen” (20 februari 2010), Het Parool