Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • boe·ren·in·ko·men
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord boereninkomen boereninkomens
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het boereninkomeno

  1. geld dat een boer verdient
     Peter Gille is boer, maar ook ondernemer in de kinderopvang, uitbater van een horecagelegenheid, campingeigenaar en beheerder van een vergader- en trouwlocatie. Zijn erf in Bergschenhoek leeft allang niet meer van alleen de koeien; daarvoor staat het boereninkomen te veel onder druk, zegt hij.[1]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Steeds meer boeren doen er iets bij: 'Het werkt echt, kinderopvang en koeien'” (Vrijdag 30 oktober 2020, 19:49), NOS