• boeh

boeh!

  1. uitroep om afkeuring aan te geven
    • ‘Lelijk haar is 't,’ plaagt het ventje. ‘Melkboeren-hondehaar. - Een witkop ben ie. Boeh, lelijke witkop! [2]
  2. uitroep om iemand aan het schrikken te maken
    • Zij zwaaiden met de armen en riepen zoiets als ‘boeh!’ om de boze geesten, die hun pad konden kruisen, te verjagen. [3]
  3. loeiende geluid van een koe
    • Je hoort er geen verkeer. (…) Alleen zo af en toe boeh... boeh. Koeien. [4]
   1. zie: boe