boarden
- boar·den
- van het Engels 'to board' [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
boarden |
boardde |
geboard |
zwak -d | volledig |
boarden onovergankelijk
- (luchtvaart) aan boord van een vliegtuig gaan
- (sport) skateboarden, snowboarden, wakeboarden
- Het woord boarden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.