Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • skate·boar·den
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
skateboarden
skateboardde
geskateboard
zwak -d volledig

Werkwoord

skateboarden

  1. inergatief zich voortbewegen op een skateboard, een plank met vier wieltjes eronder
    • Tieners skateboardden op het pleintje. 
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be