• blot·tet

blottet

  1. voltooid deelwoord van blotte


  • blot·tet
  • Afkomstig van het Noorse werkwoord blotte.
Naar frequentie 22115
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud blottet
o enkelvoud blottet
meervoud blottede
blottete
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
blottede
blottete

blottet

  1. ontbloot

blottet

  1. verleden tijd van blotte
  2. voltooid deelwoord van blotte