• blik·ke·rend
vervoeging van: blikkeren
verbogen vorm: blikkerende

blikkerend

  1. onvoltooid deelwoord van blikkeren
stellend
onverbogen blikkerend
verbogen blikkerende
partitief blikkerends

blikkerend

  1. schitterend
    • Suzans broer is naar Spanje gereisd om ze op te halen. Hij wacht hen op bij het hippiedorp. Wezenloos komen Suzan en Mark aanlopen over het stoffige, in de zon blikkerende zandpad dat vanaf Beneficio naar de grote weg voert. [1] 
    • Hij trouwt er met Lesly Holness, een all Canadian fitnessinstructrice. Lange, dunne benen, gespierde armen, een blikkerende glimlach en het enthousiasme dat je alleen aantreft op instructievideo’s van all Canadian fitnessinstructrices. [2]