• bles·sen
  • [werkwoord] bles ("kale plek in de schors van een boom") met het achtervoegsel -en
  • [zelfsandig naamwoord] bles met uitgang -en
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
blessen
bleste
geblest
zwak -t volledig

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als werkwoord

  1. overgankelijk als teken wat schors van een boom verwijderen, zodat een kale plek onstaat

de blessenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord bles
46 % van de Nederlanders;
52 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be