Noors

Uitspraak
Woordafbreking
  • blå·øyd
Woordherkomst en -opbouw
Naar frequentie 34807
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud blåøyd blåøydere blåøydest
o enkelvoud blåøyd
meervoud blåøyde
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
blåøyde blåøydere blåøydeste

Bijvoeglijk naamwoord

blåøyd

  1. met blauwe ogen
  2. (figuurlijk) naïef
    «Hun er skikkelig blåøyd
    Ze is echt naïef.
Synoniemen
Typische woordcombinaties
  • [1]: en blåøyd baby
een baby met blauwe ogen