• bi·ta·wi·ri
  • Surinaams-Nederlands
enkelvoud meervoud
naamwoord bitawiri
verkleinwoord

bitawiri

  1. (plantkunde) (voeding) Cestrum latifolium   bitawiri, een bittere Surinaamse groente
     Bitawiri is een enigzins bittere Surinaamse groente, die toch heel lekker smaakt. Net als sopropo moet je even wennen aan de bittere smaak, maar het is het proberen waard om de groenten te stoven of ze te verwerken in moksi alesie.[1]
     In Strafhok, het meesterwerk van Bea Vianen, komt op blz. 202 de volgende passage voor: ‘Er is ook klaroen bij, geloof ik. Of bietawierie. Het kan ook dagoeblat zijn…’ Van Donselaar haalt dit citaat aan in zijn SN-woordenboek op blz. 115 bij het woord ‘dagoeblat’. In ‘Het Groene Boekje’ (HGB), de officiële woordenlijst Nederlandse taal, editie 2015, staan deze woorden gespeld als klarun, bitawiri (letterlijk bitterblad) en dagublad (‘hondenblad).[2]
  1.   Weblink bron “Bitawiri met gedroogde garnalen of gedroogde vis” (geraadpleegd 15 februari 2021), Surinaams eten
  2.   Weblink bron “Rappa: Bladgroenten dagublad, bitawiri en klarun – Parbode Sneak Peek” (Julian Neijhorst), Het Parool