• bin·nen·ren·nen

binnenrennen

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
binnenrennen
rende binnen
binnengerend
zwak -d volledig
  1. met grote haast ergens te voet ingaan
     Volgens ooggetuigen hadden de jongens voorafgaand aan de steekpartij ruzie. "Ik zag hem in blinde paniek de school binnenrennen, met zijn hand op zijn nek.[1]
     Een man hoorde daar 's avonds veel geschreeuw bij Wassjop, een wasserette in Tilburg. Hij zag twee overvallers met een koevoet en vuurwapen de wasserette binnenrennen en waarschuwde direct de politie.[2]
     Ook Ton Poot van speelgoedwinkel De Wissel heeft de boot gemist. "Vorige week kwam er een rits kinderen binnenrennen voor fidget spinners. Ik wist niet eens wat het waren." Hij heeft inmiddels bijna 150 stuks besteld, die naar verwachting na het weekend worden geleverd.[3]
  1.   Weblink bron “Tweede arrestatie voor doodgestoken tiener” (12-10-2014), NOS
  2.   Weblink bron “Licht, camera, actie... politie?” (12-02-2015), NOS
  3.   Weblink bron “'Of iets een rage wordt, is gewoon niet te voorspellen'” (20-05-2017), NOS