binnenboord

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  binnenboord    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• bin·nen·boord

Woordherkomst en -opbouw

• samenstelling van  binnen  en  boord zn 

Bijwoord

binnenboord

1. aan boord van een schip
2. (figuurlijk) binnen een groep, organisatie houden

   ▸ Toch is de Nederlandse bestuurscultuur al veel langer een probleem, zeggen oud-Kamerleden tegen Nieuwsuur. "Vroeger werd ook geprobeerd om vanuit het kabinet de geestverwante Kamerfracties een beetje te dimmen", zegt Jacques Wallage, voormalig fractievoorzitter van de PvdA in de Tweede Kamer. "Zo heb ik als fractievoorzitter in 1994 heel vaak van ministers te horen gekregen: 'hee, zou jij dat en dat Kamerlid van jou niet eens een beetje binnenboord kunnen houden? Want we hebben daar heel veel last van'."

   ▸ Bij Sportclub Rijssen denken ze dat snelle versoepelingen de leden binnenboord kunnen houden. Voorzitter Rohald de Jong van de voetbalvereniging ziet vooral veel senioren afhaken. "We zijn nu aan het inventariseren voor volgend seizoen wie er door wil en wie twijfelt. Best veel jongens weten het nog niet."

Afgeleide begrippen

• [1] binnenboordmotor

Uitdrukkingen en gezegden

• Iemand binnenboord houden

Zorgen dat iemand niet vertrekt

Gangbaarheid

• Het woord binnenboord staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.