bijtrekken
- Geluid: bijtrekken (hulp, bestand)
- bij·trek·ken
- samenstelling van bij en trekken
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
bijtrekken |
trok bij |
bijgetrokken |
klasse 3 | volledig |
bijtrekken
- overgankelijk door te trekken iets toevoegen
- Er werden nog wat stoelen bijgetrokken tot iedereen zat.
- ergatief geleidelijk nog wat minder erg worden
- Die verlepte plant is toch weer aardig bijgetrokken.
- Het woord bijtrekken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.