• bij·tre·den
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
bijtreden
trad bij
bijgetreden
klasse 5 volledig

bijtreden [1]

  1. overgankelijk bijvallen, zich aansluiten bij
  2. tot iemand of tot iets toetreden
69 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]