bijslapen
- bij·sla·pen
- samenstelling van bij bw en slapen ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
bijslapen |
bijgeslapen | |
onvolledig |
bijslapen [1]
- onovergankelijk tekort aan slaap inhalen
de bijslapen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord bijslaap
- Het woord bijslapen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bijslapen" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be