bijschrijven
- bij·schrij·ven
- samenstelling van bij en schrijven
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
bijschrijven |
schreef bij |
bijgeschreven |
klasse 1 | volledig |
bijschrijven
- ditransitief iets ~: een bedrag toevoegen aan iemands rekening
- Hij kreeg een bedrag als rente bijgeschreven.
- overgankelijk iemand ~: een persoon toevoegen aan een lijst
- Kinderen kunnen niet altijd bijgeschreven worden op het paspoort van een ouder.
- Het woord bijschrijven staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.