• bij·schrij·ven
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
bijschrijven
schreef bij
bijgeschreven
klasse 1 volledig

bijschrijven

  1. ditransitief iets ~: een bedrag toevoegen aan iemands rekening
    • Hij kreeg een bedrag als rente bijgeschreven. 
  2. overgankelijk iemand ~: een persoon toevoegen aan een lijst
    • Kinderen kunnen niet altijd bijgeschreven worden op het paspoort van een ouder.