bijscholingsmogelijkheid
- bij·scho·lings·mo·ge·lijk·heid
- samenstelling van bijscholing zn en mogelijkheid zn met het invoegsel -s-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bijscholingsmogelijkheid | bijscholingsmogelijkheden |
verkleinwoord |
de bijscholingsmogelijkheid v
- de kansen die er zijn om extra onderwijs te krijgen in het eigen beroep
- ▸ Er wordt dagelijks vers fruit geleverd, één keer per week is er yogales en er zijn tal van bijscholingsmogelijkheden.[1]
- Het woord 'bijscholingsmogelijkheid' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ “Onder buren” (2021), Ambo/Anthos uitgevers , ISBN 9789026356186