Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bij·plaat·sen
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

bijplaatsen [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
bijplaatsen
plaatste bij
bijgeplaatst
zwak -t volledig
  1. iets ergens aan toevoegen
     ,,We gaan bovendien op basis van het monitoren van de laadgegevens van laadpalen, ook datagestuurd laadpalen bijplaatsen als het verbruik van een paal boven de 5000 kWh/jaar komt”, zegt Overijssels’ gedeputeerde Tijs de Bree.[2]
     De kans is groot dat Noordoostpolder speciale luiercontainers gaat bijplaatsen. Maar zelfs als dat gebeurt, zet de wethouder liever in op alternatieven.[3]


Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Leo van Raaij
    “Vattenfall gaat Overijssel en Gelderland voorzien van laadpalen” (21-02-2022), Tubantia
  3.   Weblink bron “'Luierschaamte' na aangescherpte regels in Noordoostpolder” (Zaterdag 12 februari 2022), NOS