bijbellezenaar
- bij·bel·le·ze·naar
Naamwoord van handeling van bijbellezen met het achtervoegsel -aar
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bijbellezenaar | bijbellezenaars |
verkleinwoord |
de bijbellezenaar m
- standaard met een schuinoppervlak waarop een bijbel kan liggen hierdoor kan ze staande makkelijk de bijbel (voor)lezen
- Het woord 'bijbellezenaar' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.