• bier·kruik
enkelvoud meervoud
naamwoord bierkruik bierkruiken
verkleinwoord bierkruikje bierkruikjes

de bierkruikv / m

  1. een vat om bier in te bewaren en om die eruit te schenken
     De schilderijen worden vanmiddag teruggegeven aan het museum. Het zijn 'De twee lachende jongens, van wie één met een bontmuts en een bierkruik" van Frans Hals en 'Bosgezicht met bloeiende vlier' van Jacob van Ruisdael.[2]
     De politie heeft twee schilderijen, die uit een museum in Leerdam waren gestolen, teruggevonden. Er zijn vier mannen aangehouden. De werken zijn van Frans Hals en Jacob van Ruisdael. Het gaat om 'De twee lachende jongens, van wie één met een bontmuts en een bierkruik' en 'Bosgezicht met bloeiende vlier'.[3]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Twee meesterwerken Leerdam terecht” (Donderdag 3 november 2011, 13:03), NOS
  3.   Weblink bron “Twee meesterwerken Leerdam teruggevonden” (Donderdag 3 november 2011, 15:41), NOS