biedster
- bied·ster
- Naamwoord van handeling van bieden met het achtervoegsel -ster
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | biedster | biedsters |
verkleinwoord | biedstertje | biedstertjes |
de biedster v
- (economie) vrouw die een bod heeft uitgebracht
- "Ik wist van niks. Ik heb drie maanden vol spanning zitten wachten en de gemeente heeft mij hier niet over ingelicht. Ik voel mij als kleine ondernemer niet echt serieus genomen”, vertelt hij. Wat blijkt: de bewuste brieven met daarin de afwijzing van de gemeente Berkelland zijn zoekgeraakt, en dus niet verzonden naar Van den Heuvel en de tweede biedster Pierette Kluivers. [1]
- De pastorie van de Sint-Gillisparochie in Kumtich is openbaar verkocht. De hoogste biedster, van 510.000 euro, zag het pand aan haar neus voorbijgaan. [2]
- Het woord 'biedster' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "biedster" herkend door:
90 % | van de Nederlanders; |
89 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Tubantia 24-02-16 Bieder verbaasd over afwijzing koop Villa Smits in Eibergen
- ↑ De Standaard 27 OKTOBER 2017 Hoogste bieder grijpt naast de pastorie
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be