Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bidt voor
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
voorbidden

bidt (…) voor

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorbidden
    • Jij bidt voor. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorbidden
    • Hij bidt voor. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van voorbidden
    • Bidt voor! 

Gangbaarheid