• bid voor
vervoeging van
voorbidden

bid (…) voor

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorbidden
    • Ik bid voor. 
  2. gebiedende wijs van voorbidden
    • Bid voor! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorbidden
    • Bid je voor?