biaisband
- bi·ais·band
- uit het Frans [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | biaisband | biaisbanden |
verkleinwoord |
het biaisband o
- een in drieën gevouwen reepje stof: een breder middenstuk met twee naar binnen gevouwen flapjes dat men gebruikt voor het afzomen van een weefsel
- ▸ Maak binnenvakjes en werk daarbij de bovenkant van het zakje af met een biaisband.[2]
- ▸ Wil je de slabben op hoge temperatuur kunnen wassen, laat dan de handdoek eerst meedraaien met een 60 gradenwas. Het biaisband leg ik eerst in een schaaltje heet water om krimp te voorkomen. Meewassen in de wasmachine kan ook, maar je hebt grote kans dat de vouw dan uit de stof gaat.[3]
- Het woord biaisband staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "biaisband" herkend door:
32 % | van de Nederlanders; |
20 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ biaisband op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron Roosmarijn Reijnoudt“Naai een toilettas” (13-06-2018), Reformatorisch Dagblad
- ↑ Weblink bron Roosmarijn Reijnoudt“Lekker morsen op een homemade slab” (08-09-2018), Reformatorisch Dagblad
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be