bezweette
Niet te verwarren met: bezweetten, bezwete, bezweten |
- be·zweet·te
vervoeging van |
---|
bezweten |
bezweette
- enkelvoud verleden tijd van bezweten
- Ik bezweette.
- Jij bezweette.
- Hij, zij, het bezweette.
- Door de hitte bezweette zij haar hemdjes sneller dan ze ze kon verschonen.
- Ik bezweette.
- Deze schrijfwijze wordt ook vaak per abuis gebruikt voor bezwete.
- Het woord 'bezweette' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.