Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·zui·nig weg
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
wegbezuinigen

bezuinig (...) weg

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wegbezuinigen
    • Ik bezuinig weg. 
  2. gebiedende wijs van wegbezuinigen
    • Bezuinig weg! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wegbezuinigen
    • Bezuinig je weg? 

Gangbaarheid