• be·zui·nig
vervoeging van
bezuinigen

bezuinig

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bezuinigen
    • Ik bezuinig. 
  2. gebiedende wijs van bezuinigen
    • Bezuinig! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bezuinigen
    • Bezuinig je?