bezien
Niet te verwarren met: beziën |
- be·zien
- [2] vervoeging van bezien: de stam met de uitgang -en, zonder ge- vanwege voorvoegsel (is gelijk aan de onbepaalde wijs)
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
bezien |
bezag |
bezien |
klasse 5
onregelmatig |
volledig |
bezien
- overgankelijk in ogenschouw nemen
- Dat zal opnieuw bezien moeten worden.
- voltooid deelwoord van bezien
- [2] onbezien
- [1] beziener
- [1] bezienswaard
- [1] bezienswaardig
- [1] het staat nog te bezienhet is nog helemaal niet zeker
- • Het staat nog te bezien of die reis doorgaat nu het weer zo slecht is.
- [1] het valt nog te beziendaar moet nog over nagedacht worden
- • Het valt nog te bezien of onze school volgend jaar nog bestaat.
1. in ogenschouw nemen
- Het woord bezien staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bezien" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ bezien op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be