bey

  1. verouderde spelling of vorm van bei
«Unerhört großen Schaden richten jährlich die Wölfe in Lief- und Ehstland auf den Höfen und bey den Bauern an. [1]»
Ontzettend grote schade richten jaarlijks de wolven aan in Lijfland en Estland op de boerderijen en bij de boeren.
  1. Nordische Miscellaneen
    Tijdschrift van A. W. Hupel, Riga
    Jaargang 1781, pagina 229-231
    Auteur: anoniem
    Ueber die Ausrottung der Wölfe


  • bey
  • Afkomstig uit het Turkse woord for "herre"
Naar frequentie 36221
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   bey     beyen     beyer     beyene  
genitief   beys     beyens     beyers     beyenes  

bey, m

  1. (scheikunde) (historisch) beg, bei, bey