• be·vind
enkelvoud meervoud
naamwoord bevind -
verkleinwoord - -

het bevindo

  1. naar ~ van zaken: in overeenstemming met de waargenomen loop der dingen
    • Er werd naar bevind van zaken geoordeeld dat hij er niets mee te maken had. 
vervoeging van
bevinden

bevind

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bevinden
    • Ik bevind. 
  2. gebiedende wijs van bevinden
    • Bevind! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bevinden
    • Bevind je? 
98 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be