bevelhebberschap
- Geluid: bevelhebberschap (hulp, bestand)
- IPA: / bəˈvɛlhɛbərˌsxɑp / (5 lettergrepen)
- be·vel·heb·ber·schap
- afleiding van bevelhebber met het achtervoegsel -schap [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bevelhebberschap | bevelhebberschappen |
verkleinwoord |
het bevelhebberschap o
- positie van hoogste commandant over een groep of gebied
- ▸ De Britse premier riep de Verenigde Staten op Europa niet te laten vallen, maar in tegendeel samen te werken. Hij bepleitte een partnerschap „gebaseerd op overtuigingskracht, en niet op bevelhebberschap”.[2]
- Het woord bevelhebberschap staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron ht“Blair blijft oorlog in Irak verdedigen” (18/07/2003), De Standaard