• be·svært
  • Bijvoeglijk gebruik van het voltooid deelwoord van het Noorse werkwoord besvære met het voorvoegsel be-
Naar frequentie 18300
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud besvært
o enkelvoud besvært
meervoud besværte
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
besværte

besvært

  1. belast, geërgerd, hinderd, geïmportuneerd, lastiggevallen, gemolesteerd, geplaagd, gestoord

besvært

  1. voltooid deelwoord van besvære