• be·spot·ter
enkelvoud meervoud
naamwoord bespotter bespotters
verkleinwoord bespottertje bespottertjes

de bespotterm

  1. iemand die anderen belachelijk maakt
    • Maar ze staat volledig achter de foto. Zo schrijft ze op Twitter: "Ik onderschrijft dit: er kwam bloed uit zijn ogen, bloed uit zijn... waar dan ook. Tyler Shields is een fantastische fotograaf/filmmaker. Natuurlijk vergoeilijk ik nooit enig geweld van mijn fans of anderen. Ik bespot alleen maar de president van de bespotters." [2] 
    • Over Heine als romantische bespotter van de Romantiek is men het nooit eens. Frankrijk wordt algemeen als hekkensluiter van de Romantiek genoemd met de late tamtam van Victor Hugo, maar dan is er weer het probleem met Chateaubriand, die een kleine dertig jaren eerder romantisch schreef. Kortom: paniek, onzekerheid, voortdurende hergroeperingen en verbanningen. De literair-historicus die een mooi beeld van de Romantiek wil schetsen met een fraai voorspel, een hoogtepunt en een kalme wegebbing, kan beter romanschrijver – of seksuoloog worden. [3] 
91 % van de Nederlanders;
85 % van de Vlamingen.[4]