besmettingsgevaar
- be·smet·tings·ge·vaar
- Samenstelling van besmetting en gevaar met het invoegsel -s-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | besmettingsgevaar | besmettingsgevaren |
verkleinwoord |
het besmettingsgevaar o
- (medisch) het (grote) risico dat men besmet kan raken
- Het besmettingsgevaar werd met het verstrijken van de tijd veel groter.
- Het woord besmettingsgevaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.