Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·schikt voor
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
voorbeschikken

beschikt (...) voor

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorbeschikken
    • Jij beschikt voor. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorbeschikken
    • Hij beschikt voor. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van voorbeschikken
    • Beschikt voor! 

Gangbaarheid