beschijten
- Geluid: beschijten (hulp, bestand)
- be·schij·ten
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
beschijten |
bescheet |
bescheten |
klasse 1 | volledig |
beschijten [1]
- overgankelijk (vulgair) schijten op, in of tegenaan
- De galg beschijten
nergens bang voor zijn; maling hebben aan de gevolgen van je gedrag
- Het woord beschijten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.