• be·schaafd·heid
enkelvoud meervoud
naamwoord beschaafdheid
verkleinwoord

de beschaafdheidv

  1. het welopgevoed zijn; het beleefd zijn
     Navarro: kwestie van politieke beschaafdheid[2]
  2. iemand die beleefd en welopgevoed is
     "Normaal is een Zuid-Koreaan de beschaafdheid zelve. Maar Son is in mijn ogen inmiddels meer een Europeaan dan een Aziaat wat dat betreft", aldus Hong. "In zijn paspoort staat dat hij Zuid-Koreaan is, maar hij speelt als een Duitser en voelt zich ook Duits. Dat is in Zuid-Korea een controversiële uitspraak en hij zal het zelf ook nooit toegeven als je het hem vraagt. Maar zo zie ik het wel."[3]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Navarro: kwestie van politieke beschaafdheid” (Zondag 8 september 2013, 11:43), NOS
  3.   Weblink bron
    Jan Vincent van Zuiden
    “Son Heung-min, de Zuid-Koreaanse hoop van Tottenham” (Woensdag 8 mei 2019, 06:01), NOS