• berg·streek
enkelvoud meervoud
naamwoord bergstreek bergstreken
verkleinwoord

de bergstreekv / m

  1. gebied met bergen; bergachtig terrein
     Onderweg naar de stad in het Rifgebied, de noordelijke bergstreek in Marokko, kwam de correspondent veel checkpoints tegen waar ze doorheen moest. "Daar werden paspoorten gecontroleerd en naast een namenlijst gelegd. De politie houdt bepaalde mensen waarschijnlijk extra in de gaten."[2]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “'Demonstranten Al Hoceima laten zich niet stoppen'” (Donderdag 20 juli 2017, 10:50), NOS