bepakken
- be·pak·ken
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
bepakken |
bepakte |
bepakt |
zwak -t | volledig |
bepakken
- overgankelijk een mens of lastdieren met goederen beladen
- De lama's waren bepakt met allerlei goederen.
- Bepakt en bezakt zijn
met veel bagage of zo veel als iemand maar kan meenemen
- Het woord bepakken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bepakken" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
74 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be