• be·pak·ken
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
bepakken
bepakte
bepakt
zwak -t volledig

bepakken

  1. overgankelijk een mens of lastdieren met goederen beladen
    • De lama's waren bepakt met allerlei goederen. 
  • Bepakt en bezakt zijn
met veel bagage of zo veel als iemand maar kan meenemen
95 % van de Nederlanders;
74 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be