bepakt
- be·pakt
- vervoeging van bepakken: de stam met de uitgang -t, zonder ge- vanwege voorvoegsel
vervoeging van |
---|
bepakken |
bepakt
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bepakken
- Jij bepakt.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bepakken
- Hij bepakt.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van bepakken
- Bepakt!
vervoeging van: | bepakken… |
verbogen vorm: | bepakte |
bepakt
- voltooid deelwoord van bepakken
- ▸ De tweede dag was alles nog zwaarder dan de eerste dag. Mijn 18 kilo zware rugzak, bepakt met voedsel en water, voelde als lood op mijn rug.[1]
- Het woord bepakt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bepakt" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
88 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be