Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·pak·te

Werkwoord

vervoeging van
bepakken

bepakte

  1. enkelvoud verleden tijd van bepakken
    • Ik bepakte. 
    • Jij bepakte. 
    • Hij, zij, het bepakte. 
  2. verbogen vorm van bepakt, voltooid deelwoord van bepakken