• be·no·digd·heid
enkelvoud meervoud
naamwoord benodigdheid benodigdheden
verkleinwoord benodigdheidje benodigdheidjes

de benodigdheidv

  1. dat wat voor een bepaald doel nodig is
    • Het schaakbord als benodigdheid voor een ingewikkeld spel is het symbool voor de moeizame arbeid van zijn vader. [2]
  • Dit woord wordt meestal in het meervoud gebruikt.