benijder
- be·nij·der
- Naamwoord van handeling van benijden met het achtervoegsel -er
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | benijder | benijders |
verkleinwoord |
- iemand die jaloers is op een ander; iemand die afgunstig is
- Het woord 'benijder' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "benijder" herkend door:
76 % | van de Nederlanders; |
75 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be