Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·ne·fi·ci·ums
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

de beneficiumsmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord beneficium
     Natuurlijk bleven de beneficiums niet de enige inkomsten aan een altaar verbonden, maar stelden meerdere schenkingen en vooral ook talrijke memories voor overledenen, de vicarii in staat een redelijk inkomen te verwerven.[1]
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    A. G. van Dalen
    “Nederlandse geschiedenis in en om de Liemers” (1939), gebr. Leonards, Didam, p. 80