Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bel·par·ke·ren
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

belparkeren

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
belparkeren


onvolledig
  1. vorm van betaald parkeren waarbij men zich via een mobiele telefoon aanmeldt en afmeldt
     Ook gemeenten zijn niet allemaal even goed voorbereid op het verdwijnen van de chipknip. In grote steden als Almere en Groningen staan grotendeels nog oude parkeerautomaten. Met het verdwijnen van de chipknip kan bij die automaten alleen met contact geld of via belparkeren betaald worden.[1]
     Bezoekers moeten niet voortdurend de klok in de gaten hoeven houden, uit angst voor een parkeerboete. Daarmee hou je ze langer in de stad, is de redenering van het college. De gemeente heeft bijvoorbeeld belparkeren ingevoerd om bezoekers ongestoord te laten winkelen. Hetzelfde geldt voor de parkeergarages in de binnenstad. 'Bezoekers kunnen daar achteraf betalen en dus rustig en op hun gemak winkelen.'[2]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Chipknip weg: fiets gratis stallen bij NS” (Dinsdag 30 december 2014, 12:58), NOS
  2.   Weblink bron
    Jan Ankoné
    “Eerste uur gratis parkeren kost Hengelo drie ton per jaar” (01-07-2017), Tubantia