• bel·ler
  • afgeleid van de werkwoordstam van bellen met het achtervoegsel -er
enkelvoud meervoud
naamwoord beller bellers
verkleinwoord bellertje bellertjes

debellerm

  1. de persoon die opbelt
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[1]
  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be